<

Interview met Jeroen De Man, Roald van Oosten en Vincent van der Valk

Door Fanne Boland en Rosa van Kollem

Nemen jullie vampiers serieus of moeten jullie er vooral om lachen?

Jeroen (regisseur): Ik denk dat het een combinatie is. Na een presentatie waarin we wat scènes achter elkaar gezet hadden werd er gezegd: “Het zijn echt de kinderen van Judas.”. De voorstelling is zoals kinderen die op een speelzolder duiveltje spelen. Het is zoals grappen maken met de dood. Daar komen de beste grappen en de meest absurde situaties van, maar de dood is wel echt. De dood is absurd en tegelijkertijd het meest logische aan het leven. We zijn allemaal geboren om dood te gaan. Ook het fenomeen van een burn-out is op die manier grappig. We moeten er om lachen omdat het een ongemakkelijk modeverschijnsel is, maar het is wel echt een probleem. Die grens vind ik spannend: grappen en grollen met vampiers, maar het ook bloedserieus nemen.

Waarom heeft jullie vampier een burn-out?

Roald (componist): Ik denk dat het voor een gewone sterveling al niet meevalt om een leven lang je richting te kunnen bepalen en om te gaan met alle ervaringen. Als vampier komt er geen einde aan de hoeveelheid dagen waar richting en structuur aangegeven moet worden. Ik bedoel dat als wij, mensen, in onze beperkte levenstijd al druk kunnen voelen om dat zinvol te besteden…
J: …dat met de eeuwigheid vermenigvuldigd wordt keer duizend. Net zoals de existentiële problemen die het leven met zich meebrengt.
R: Als vampier heb je inderdaad last van existentiële vragen van proporties waar je als mens niet aan kan denken. Denk aan de hoeveelheid mensen, doden, verlies, teleurstellingen, frustraties en stress die een vampier moet verwerken.
J: Gisteren hadden Vincent en ik het erover: misschien maken we wel een voorstelling die een burn-out heeft. Misschien wordt de voorstelling een grote burn-out beleving.

Welke rol spelen mensen in de voorstelling?

Vincent (speler): Doordat je je gaat verplaatsen in een vampier – en het perspectief van een vampier aanneemt – sta je jezelf ook toe om buiten de arena van de mensen te treden en die te observeren. Op welke manieren begrijpen vampiers mensen misschien niet zo goed? We zoeken eigenlijk naar een nieuwe taal over mensen.
J: Als we een toneelstuk zouden maken met louter mensen dan zouden we ons bedienen van hun werkelijkheid en hun taal. Vampiers leven in een heel andere wereld. Wat is dan die wereld? Hoe zien zij die wereld? Misschien is voor hun alles veel intenser, veel zintuiglijker, veel droomachtiger. Er zijn natuurlijk uitzonderingen, maar in het merendeel van de vampierfilms zijn mensen de hoofdpersonen die vampiers moeten verslaan. De vampier is dan de slechterik en meestal behoorlijk stereotype. Wij doen het andersom. In onze voorstelling zitten allemaal stereotype mensen: de Thuisbezorgd-bezorger, de jogger, de boze buurvrouw, de Grindr-gebruiker. De vampier krijgt alle aandacht. Dus, we gaan het wel over mensen en menselijkheid hebben, maar via de buitenbocht van de vampiers.

Hoe gaan jullie te werk bij het maken van deze voorstelling?

V: Er is geen tekst, geen script. We zijn meteen al scenes gaan maken. Dat betekent dat Jeroen bijvoorbeeld zegt: ‘maak eens de engste scene ooit’. Dan gaan we in kleine groepjes, door het gebouw verspreid, in een paar uur tijd de engste scene ooit in elkaar flansen. Dan gaan we dat aan elkaar laten zien en benoemen we daarna wat daaraan werkt. Zo komen we al doende tot materiaal. Daarnaast wordt er door sommige mensen geschreven en door Roald muziek gemaakt, en er wordt ook tussendoor gepraat over ‘Wat is dat nou eigenlijk een vampier? Kan ie dit wel?’. Nu zijn we op een punt waarop we wat scènes na elkaar aan het zetten zijn. Nu kijken we naar wat dat doet, naar waar je dan eigenlijk naar kijkt.
J: En we zijn bezig geweest met onze personages. Op dag 1 gaf iedereen een presentatie over zijn of haar personage waar hij over na had gedacht deze zomer. Dat was een feest. Vincent bijvoorbeeld had, net zoals de andere acteurs, een behangrol, waarop ie al de informatie over zijn personage had geschreven. En het was zo mooi dat het allemaal veel te lang duurde. Maar goed, je hebt dan ook het eeuwige leven, dus wordt het een enorm verhaal. Het was vooral mooi dat iedereen helemaal zijn fantasie liet gaan. Zonder gêne. We zijn materiaal aan het zoeken waar je als publiek gek op bent, waar je verslaafd aan raakt, of zin hebt om daar meer van te zien.

Welke rol spelen muziek en geluid in de voorstelling?

R: Binnen dit huis van scènes, spookbeelden en spanning is de ‘suggestie’ belangrijk. De muziek en het geluid gaan helpen om het klassieke beeld van een vampier op te zetten en om de verbeelding in gang te zetten. Ik ben blij dat we een voorstelling aan het maken zijn waarin je in droombeelden gaat belanden en je onderbewustzijn wordt geprikkeld. Ik ben aan het zoeken naar elementen waardoor je fantasie een impuls krijgt. En dus gebruik ik ook hele andere benaderingen dan alleen maar de Hollywood benadering, zoals: meditatie muziek, en industriële muziek, en zelfgemaakte geluiden, en natuurgeluiden. Zodat je als publiek straks ook echt het idee krijgt dat je in een bizarre wereld zit, of dat je aan het dromen bent.
J: Wat ik zo leuk vind aan hoe jij tot muziek komt is dat je drie sporen volgt, naar mijn idee. Ten eerste ‘kijken naar het spannende effect’, dat zijn associatieve klanken; dan het maken van muziek en geluid analoog op de vloer, dus live piano, en getingeltangel met rare objecten; en tot slot de classics, een paar goeie nummers uit het collectief geheugen. In de voorstelling komen soms van die nostalgische nummers even als een herinnering langs. Zoals je ook op straat loopt en even aan dat ene nummer moet denken, en dat even zingt.
R: Ja, om die tijdloosheid van een vampier die al die dingen heeft meegenomen aan te geven. Muziek werkt als een tijdmachine, net zoals geur.

Wat was tot nu toe je lievelingsmoment in het maakproces?

J: Gisteren hebben we voor het eerst wat scènes achter elkaar geplakt. Dat was voor mij een heel belangrijk moment. Omdat ik dacht “Hee, dit zou weleens een voorstelling kunnen worden!”. Gisteren bewees zich dat de diversiteit van de groep de grote kracht is. Dit hele rare huis dat we aan het construeren zijn, een spookachtig huis met al die rare figuren en een bepaalde eindeloosheid.
V: Mijn lievelingsmoment was toen ik voor het eerst naar de Koekelberg-scene keek. Simpelweg omdat ik daar erg de slappe lach kreeg, omdat het zo belachelijk was. Yves speelde een scène waarin hij met een volstrekt authentieke, bijna kinderlijke speelstijl steeds acteurs verleidde om hem te helpen en ze vervolgens beet. Die hilarische scène heeft mij toen zo gelukkig gemaakt.
J: Wat ik daar zo goed aan vond was dat het voor ons de ontdekking van de naïeve mens als personage was. De mensen die gespeeld werden zeiden: “Hallo, kan ik je ergens mee helpen?”, wat in het echt nooit op straat gebeurt. Als iemand vraagt: “Kan je me helpen?” is het: “Nee ik heb geen tijd. Ik moet door.”, maakt niet uit, al heeft iemand een giga-probleem. “Nee ik moet mijn trein halen.” En in onze scene zeiden de mensen juist: “Natuurlijk help ik je even om die rol papier weer in je zak te stoppen”. Goedgelovig.
V: De naïeve welwillende mens was in deze scene zo mogelijk nog ongeloofwaardiger dan de vampier die gedachten kon lezen.
R: Een van mijn lievelingsmomenten was toen wij begonnen aan de ‘acts’ – want we maken de voorstelling op basis van acts – dat we in de theaterzaal van Huis Oostpool een act zagen van Joris en Majd en dat ik voor het eerst blown away was. Ik geloofde het ineens. Ik vond het echt huiveringwekkend en spannend. Ik had niet durven dromen dat we zo’n niveau van spanning zouden kunnen realiseren met zulke eenvoudige middelen.

Hoe ziet het repetitielokaal er uit?

V: Een bende!
J: We hebben het een keer opgeruimd, en daar was gelijk de volgende dag niks meer van te merken.
V: Er hangen post-its en briefjes aan de muren geplakt. Als je iets verder van de muren afgaat dan hangen er allemaal kleren aan rekken, maar ook heel veel daarvan liggen op de grond….
J: Er hangen allemaal doeken door het lokaal, overal slingeren bloedcapsules, schmink, sabels, wandelstokken…
V: Bolhoeden!
J: Bolhoeden…. Ja, het is een volstrekt eclectische installatie…
R: Het ziet er uit alsof er een heel groot feest van een negentiende-eeuwse schermclub is geweest.
J: Ja, zoiets ja.

Terug