Cinema | Toneelgroep Oostpool | Sanne Peper

Liefde en onvermogen in een kansloze bioscoop

Het repetitielokaal ruikt naar popcorn. Routineus vegen Mark Kraan en Emmanuel Ohene Boafo de popcornkorrels bij elkaar en gooien ze in een grote prullenbak. Vanachter wat straks het raam van de projectiecabine zal zijn, staart Eva Laurenssen hen aan. Als je niet beter wist, zou je denken dat ze dit werk al maanden doen…

Na een middag van tekstrepetities schuiven de drie acteurs aan. Ze zijn blij met het compliment dat het schoonmaken van de bioscooptribune die het decor vormt er zo geroutineerd begint uit te zien. “Dat was de eerste week zó lastig,” vertelt Emmanuel, “Ik dacht echt: hoe ga ik dit ooit onder de knie krijgen? Ik moet al die tekst volkomen naturel uit mijn mond laten rollen en ondertussen al die handelingen doen: vegen, popcorn in de prullenbak gooien enzovoorts. Dat bleek dus technisch ongelooflijk lastig.” Daarom is er enorm veel geoefend, onder meer door de tekst tijdens lange strandwandelingen steeds weer met elkaar te herhalen, tot hij er volkomen naturel uitkwam, onder alle omstandigheden. Mark: “Het is als een clown die een goocheltruc laat mislukken. Dat kan hij alleen maar geloofwaardig doen als hij die truc door en door kent. Pas als hij hem honderdduizend keer heeft gedaan, kan hij hem op allerlei manieren laten mislukken.”

Het realisme van Annie Baker, dat Jeroen De Man in zijn regie volgt, betekent dus vooral hard werken voor de acteurs. Maar ook weer niet té hard. Eva: “Het is verraderlijk. Wanneer je te veel aan het ‘spelen’ bent, merk je dat direct, want dan voelt het gekunsteld aan. Maar té naturel mag het ook weer niet worden. Wanneer ik als personage té loom en brak op een stoel hang, valt direct alle spanning weg en wordt het voor het publiek saai om naar te kijken. Jeroen zei: die loomheid is een keuze van je personage, hè. Dat is een actieve houding, ze laat zien: ‘Ik geef hier helemaal niks om’.”

Herkenbaar

Zoals dat vaak gaat, leerden de acteurs tijdens het repeteren hun personages steeds beter kennen. Ook ontdekten ze veel meer dan bij de eerste lezing hoe slim Annie Baker haar toneelstuk in elkaar stak. Eva speelt Roos, de enige vrouwelijke bioscoopmedewerker. Met haar groen geverfde haar is zij een opvallende verschijning: “Toen Jeroen me vroeg of ik wilde meespelen, ging ik eerst het stuk maar eens lezen. Halverwege belde ik hem op met de vraag: ‘Hoe zie je dit in hemelsnaam voor je, hoe gaan we hier een spannende voorstelling van maken?’. Ik kon me daar niets bij voorstellen. Jeroen zei toen: ‘Wacht maar af, er zit veel meer in dan je denkt.’ En vanaf de tweede lezing zag ik steeds beter wat hij bedoelde. Ik dacht eerst dat Roos een beetje oppervlakkig was, een spring-in-het-veld. Maar nu zie ik dat daaronder een beschadigd personage schuilgaat.” Emmanuel: “Ik had dat precies zo. Ik ontdekte steeds meer de duistere kant van mijn personage en vind het nog steeds heel spannend om dat te onderzoeken. Wat is er in zijn leven allemaal aan de hand, waar hij niet over durft te praten?”

Annie Baker is een meester in het schrijven van subtiele zinnetjes, die een hele wereld blootleggen. Mark speelt Sam, een dertiger die de maatschappelijke boot gemist lijkt te hebben. “Er zit nét genoeg informatie in het stuk om je verbeelding aan het werk te zetten en een hele biografie te bedenken,” vertelt hij, “zo kom je over mijn personage te weten dat hij na een mislukte relatie opnieuw bij zijn ouders is ingetrokken en dat zijn broer geestelijk gehandicapt is en in een gezinsvervangend tehuis woont. Op basis van die ingrediënten ga je fantaseren, bijvoorbeeld hoe die Sam thuis nooit genoeg aandacht kreeg. En hoe dat zijn karakter heeft gevormd.” Emmanuel: “Annie Baker heeft als schrijver enorme lef, vind ik. Ze neemt alle tijd die nodig is om de personages te leren kennen en vervolgens de tijd om hun ontwikkeling zichtbaar te maken. Dat is spannend om te spelen en hopelijk ook om naar te kijken.”

Voor de acteurs zijn hun personages soms pijnlijk herkenbaar. Eva: “Roos doet me een beetje denken aan mijn jongere zelf, maar dan enorm uitvergroot.” Mark: “In het stuk vraagt Avery aan Sam: ‘Wat wil jij later worden?’, want Avery ziet voor zichzelf een stralende toekomst. Sam antwoordt dan: ‘Het is al later voor mij.’ Dat is zo’n pijnlijk moment. Onwillekeurig moest ik bij die tekst ook denken aan een opmerking die iemand een keer maakte over mijn carrière als acteur: ik ben bijna veertig, had ik niet al lang rijk en beroemd moeten zijn? Maar direct daarna dacht ik: waar slaat dat eigenlijk op? Wat betekent dat, een geslaagd leven leiden? Dat is een van de vragen die onder dit stuk liggen.”

Lievelingsfilms

Emmanuel speelt Avery, een jonge zwarte student en gepassioneerd filmliefhebber, die als jongste werknemer bij de bioscoop belandt. Mark, lachend: “Hoe ironisch, want Emmanuel had van ons allemaal de állerminste films gezien!”. Emmanuel, met een brede grijns: “Ik heb gewoon niet zo veel met blockbusters. Pulp Fiction, bijvoorbeeld, die zag ik pas nadat we de foto voor het affichebeeld hadden gemaakt.” Eva, vol verbazing: “Maar daarop zie je eruit als Samuel L. Jackson in die film! Had je die écht nooit gezien?” Emmanuel: “Ik werd geboren in het jaar dat de film uitkwam, dus voor mij is het anders dan voor Mark. Maar toen ik hem eindelijk zag, vond ik hem wel waanzinnig goed.”

Pulp Fiction is slechts één van de vele films die Annie Baker in haar stuk citeert. Voor de schrijfster zijn al die films niet alleen inspiratiebronnen, ze gebruikt ze ook om de personages en hun onderlinge verhoudingen uit te diepen of te becommentariëren. Eva: “Wij zijn met Jeroen bijna al die films gaan kijken. Er zaten echt pareltjes tussen: Awakenings, Boogie Nights, The Talented Mr. Ripley, maar ook klassiekers als Jules et Jim van Truffaut. Dat heeft me echt verrijkt.” Mark: “Het is zo mooi hoe de driehoeksverhouding uit Jules et Jim bijvoorbeeld terugkomt in de voorstelling. Uiteindelijk noemen wij die film trouwens niet meer letterlijk, Emmanuel fluit alleen nog de melodie van het liedje ‘Le Tourbillon’ dat in de film een belangrijke rol speelt.”

Tijdens het maken bleven de acteurs heel dicht bij de originele tekst. Alleen pasten Jeroen De Man en zij enkele filmtitels aan. “Sommige van die Amerikaanse films zijn hier niet zo groot geworden,” vertelt Mark, “en natuurlijk zijn er sinds Annie Baker het stuk in 2013 schreef weer nieuwe films uitgekomen. Ook wilde Jeroen het stuk persoonlijker maken, dichter naar onszelf toehalen. Aan het einde krijgt Avery bijvoorbeeld een stapel filmblikken mee. Ik noem dan alle titels op van de films die daarin zitten: dat zijn onze eigen lievelingsfilms.”

Onvermogen

Als Cinema een film was, zou hij waarschijnlijk niet in de grote Pathézalen draaien, maar eerder in arthouse-bioscopen. De kracht van het stuk zit niet in een spannend plot vol ingewikkelde wendingen en special effects, maar juist in de ontwikkeling van de drie personages, die als collega’s tot elkaar zijn veroordeeld in deze ‘kansloze bioscoop’, zoals Mark hem noemt: “Juist die heel kleine wereld, waarin ieder zijn eigen sores en dromen heeft, maakt dat ik het stuk zo goed vind. Je zou soms tegen de personages willen schreeuwen: je hóeft daar niet te werken, ga iets anders doen met je leven!” Dat heeft iets melancholieks, iets Tsjechov-achtigs: het doet een beetje denken aan die drie zusters die dromen over Moskou, maar nooit een treinkaartje kopen en de trein instappen. Eva: “Maar dat is toch hoe het gaat in het leven, en al helemaal op het werk? Iemand zegt iets, iemand anders is gekwetst, er komt een kleine confrontatie en dan gaat iedereen weer door met vegen en praten over films en dan gaan ze weer naar huis. Het grote drama blijft aan de binnenkant van al die personages.”

Emmanuel: “Voor mij gaat het stuk daarover, over relaties, over hoe je soms iets zegt tegen iemand en hij of zij dat héél anders opvat. Over hoe moeilijk het is om vertrouwen op te bouwen en hoe snel dat weer beschadigt raakt.” Eva: “Je ziet van elk personage de verdedigingsmechanismes overuren draaien, alles om maar niet gekwetst te raken. Ze weten simpelweg niet hoe ze eerlijk met elkaar over hun gevoelens moeten spreken en hun kwetsbaarheid moeten tonen. Vanuit dat onvermogen doen ze soms de meest onhandige en pijnlijke dingen. Niet omdat ze slecht zijn, maar omdat ze niet beter kunnen. Ik vind dat heel mooi om te zien.”

Terug